Geologie & landschap

In de Voerstreek vinden we hetzelfde golvende landschap als in het Nederlandse Zuid-Limburgse Mergelland. Zo’n 100 miljoen jaar geleden golfde over dit gebied het water van een ondiepe tropische zee. De ondergrond van de Voerstreek is de zeebodem van destijds. In deze voedselrijke zee wemelde het van de zogenaamde ‘foraminiferen’, diertjes met een uitwendig skelet van kalk. Het zijn deze kalkskeletjes geweest die op den duur de metersdikke kalklaag vormden die nu in de bodem van zowel het Mergelland als de Voerstreek te vinden is.

 

Gedurende het Pleistoceen – de ‘IJstijden’, waarvan de laatste zo’n 10.000 jaar geleden op zijn einde liep – kwam door de vorming van de Alpen het gebied langzaam omhoog.
 De Maas en andere kleine riviertjes als Voer en Gulp konden zich in de geleidelijk omhoogkomende vlakte insnijden. 
De verschillende terrassen, dalen, terrasranden en droogdalen zijn in het landschap nog goed te onderscheiden. Tijdens deze IJstijden, perioden met een veel kouder klimaat dan nu, stroomde er veel meer water door deze riviertjes. Vandaar de enorm brede dalen in verhouding tot de kleine waterlopen, of zelfs droogdalen waar nu helemaal geen water meer door stroomt.

Een historische blik

Het Maasdal en de Voervallei werden reeds tijdens de eerste eeuwen van onze jaartelling tot een zekere hoogte ontsloten en ontgonnen vanuit het Romeinse bolwerk Maastricht en omringende villa’s (landbouwbedrijven). Vervolgens werd dit gebied ingenomen door Frankische stammen uit het Rijnland en kwam er onder Karel de Grote een machtig koninkrijk tot bloei.

 

Vanuit kleine maar rijke gebiedjes in het Maasdal, die behoorden tot dit Karolingische koningsgoed met de hoofdzetel in ‘s-Gravenvoeren, en later Dalhem, begon men rond 1100 de uitgebreide, woeste bosgronden op het plateau ten oosten van het Maasdal te ontginnen.

 

Het typische cultuurlandschap in zowel Zuid-Limburg als de Voerstreek kreeg zijn huidige vorm in een tijdsbestek van nauwelijks 200 jaar, na slechts enkele generaties noeste arbeid. Na 1300 is er, landschappelijk gezien, fundamenteel niet veel meer veranderd.

 

De diepe droogdalen vormden de natuurlijke toegangswegen waarlangs men de plateaus bereikte. Kleine nederzettingen, die aanvankelijk sterke banden met de moederdorpen uit het Maasdal hadden, vormden de kernen die uitgroeiden tot de huidige dorpen en boerderijgehuchten op het plateau.

Een rijke natuur

Door klimaatverschillen ten opzichte van de rest van Vlaanderen en Nederland vinden we in de Voerstreek planten en dieren die noordelijker niet meer voorkomen.

 

Daarbij komt nog dat de ondergrond op veel plaatsen erg kalkrijk is. Nochtans is de bodem boven op de hellingen zuur en voedselarm. Dat zijn allemaal factoren die ertoe bijdragen dat de fauna en flora in de Voerstreek heel specifieke trekjes vertonen. Op de steile, naar het zuiden gerichte dalhellingen treffen we ook een rijk en gevarieerd natuurschoon aan. Op sommige plaatsen werden eikenberkenbossen, die zich daar van nature ontwikkelden, vervangen door aanplantingen van beuken, lorken en sparren, wat de aanwezigheid van adelaarsvaren en kamperfoelie in de hand heeft gewerkt.

 

Nog typisch voor dit soort continentaal bos zijn de mispel en de trosvlier, die we hier overvloedig aantreffen. Lager op de helling gedijen vooral eiken-haagbeukenbossen met veel es en boskriek, waarin ook bosrank en klimop welig tieren. In de zomer groeien op zonrijke plekken marjolein en kruidvlier, typische ‘zuiderlingen’ die het milieu bij uitstek vormen voor de wijngaardslak, de beroemde ‘escargot de Bourgogne’.

 

Alerte dierenliefhebbers wijzen naar een eenzame buizerd in het luchtruim of bewonderen een torenvalk die onbeweeglijk hangt te ‘bidden’.

 

Ze zijn makkelijker waar te nemen dan de schuwe reeën, de vossen of de dassen. Toch kan een oplettend natuurliefhebber in het bos ongetwijfeld ook van deze dieren sporen en wissels vinden.

Natuurgebied van de Berwijn

Dit unieke stukje natuurgebied in Moelingen werd in 1996 aangekocht door de diensten van Bos en Groen en Natuurbehoud van de Vlaamse Gemeenschap. Het beslaat elf hectare en grenst aan het geklasseerde Langveld (Longchamps, in het naburige Waalse Berneau), dat ook als natuurgebied werd erkend. In het Berwijndal voelt de das zich uitstekend thuis omdat hij er alles vindt om zijn kroost en zichzelf te voeden.

 

Het natuurgebied bevat onder meer de enige twee hectare bos van de Voerense deelgemeente Moelingen, met een grote variëteit aan inheemse boomsoorten zoals kers, es, eik, linde en haagbeuk. Voorts zijn er enkele prachtige oude hoogstamboomgaarden en oude knotwilgen langs de boorden van de Berwijn. Naast bewoonde dassenburchten vind je hier ook een ideaal nestgebied voor allerhande vogels en watervogels.

Bosreservaat Alserbos

Sinds 1 juli 1998 werd het Alserbos officieel opengesteld voor wandelaars. Dit natuurgebied is eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, die het daarvoor volledig ingericht heeft. Het hele gebied is omheind en de doorgangen zijn er enkel voor passieve recreanten (wandelaars). Mountainbiken mag – maar enkel via de middenweg om de doorsteek te maken. Ruiters en motorvoertuigen zijn er verboden. Het Alserbos strekt zich uit over een oppervlakte van 65 hectare, van noord naar zuid, met een hoogte van 160 tot 240 meter boven de zeespiegel. De westelijke helling is erg steil en vertrekt onderaan uit een diepe, holle weg die een droge depressie of ‘delle’ volgt; een omgeving waar onder meer de das zich thuis voelt en over een ideaal woon- en foerageergebied kan beschikken. Het ligt in de bedoeling van de nieuwe beheerders het oorspronkelijke aspect van de westelijke, steile helling te herstellen. Er is inmiddels een nieuw eikenberkenbos aangeplant en hogerop een variatie van eik, linde, es, boskers en beuk. Op het plateau zelf werd een natuurreservaat afgebakend, waar de bebossing op een spontane manier kan gebeuren.

 

Het is trouwens een van de zeldzame plaatsen in de Voerstreek waar heide, brem, pilzegge en bochtige smele zich bijzonder goed voelen.

 

Een deel van het natuurgebied werd ook opengesteld als ‘speelbos‘.

Natuurgebied van Veurs

Vlak bij ‘Dal’, een wijk in het gehucht Veurs (Sint-Martens-Voeren) die bekend is om zijn verzameling typische vakwerkhuizen, kocht de Vlaamse overheidsdienst Aminal in 1998 twintig hectare natuurgebied aan. Door de uitzonderlijke fauna en flora vormt het – met zijn grotendeels oude hoogstamboomgaarden, bosranden, taluds en graften – ongetwijfeld één van de mooiste en belangrijkste natuurgebieden in de Voerstreek. Het gaat hier ook weer om een belangrijk fourageergebied voor dassen. De nieuwe beheerders willen de natuur volledig restaureren door aanplanting van hoogstamfruit, knotbomen en hagen.

 

Graften worden herbebost zodat ze dassenburchten kunnen herbergen, en er worden ten minste twee amfibiepoelen aangelegd. Door intensief begrazingsbeheer moet de kalkflora opnieuw volle kansen krijgen, zodat onder meer de orchideeën weer kunnen bloeien. Haviken, rode wouwen, steen- en bosuilen voelen er zicht uitstekend in hun element.

Altenbroek, een grensoverschrijdend natuurreservaat

Domein Altenbroek – een grensoverschrijdend en aaneensluitend natuurreservaat op het grondgebied van ‘s-Gravenvoeren (België) en Noorbeek (Nederland) – dankt zijn naam aan een prachtig privé kasteeldomein midden in het gebied. In 1996 werden de (Vlaamse) vzw Natuurreservaten en de (Nederlandse) Stichting Natuurmonumenten eigenaar van 160 hectare van Altenbroek: 135 hectare op Belgisch en 25 hectare op Nederlands grondgebied.

 

De uitzonderlijke landschappelijke en natuurlijke rijkdom van de Voerstreek, en meer bepaald van Altenbroek, is een gevolg van de oostelijke geografische ligging, de hoogte boven het zeespiegelniveau en de merkwaardige samenstelling van de ondergrond.

 

De Voerstreek heeft daarenboven een uitgesproken reliëf. Typisch zijn de asymmetrische dalen, waarvan de steile, naar het zuidwesten gekeerde hellingen veel meer zonnestraling krijgen dan de andere.

 

Op die steile hellingen dagzoomt de Gulpense kalk. Het variërende landschap toont hier ook oude Maasterrassen (zoals de helling van Snauwenberg), graslanden en hoogstamboomgaarden met poelen, brongebieden, graften, houtkanten, holle wegen, grubben of greppels en veel rijke loofbossen. De combinatie van hogere temperaturen en kalkrijke bodem leidt tot graslanden en hellingbossen met een ruime variatie aan zuiderse plantensoorten; de Voerstreek ligt immers op de overgang van het Atlantische naar het Midden-Europese plantendistrict.

 

Aan Midden-Europa dankt het gebied plantensoorten als mispel en trosvlier, op de warme zuiderhellingen bereiken variëteiten als wilde marjolein, kruidvlier, beemdkroon, borstelkrans en vliegenorchis één van hun noordelijkste standplaatsen…

Contacteer ons

U kan ons steeds telefonisch bereiken tijdens de openingsuren op het nummer 04 381 07 36 of via dit contactformulier. Graag tot ziens.